Nieuws Over Informatie Gesproken

'Als je jongeren een stem wil geven, moet je ze actief opzoeken'

18
April
2025

5 vragen aan onderzoeker Erna Ruijer en sociaal architect Merel van Ekdom over hoe jongeren amper zijn gerepresenteerd in onderzoek naar hoe de openbare ruimte wordt ingericht.  

Initiatieven van de gemeente om de burger te betrekken bij het inrichten van de openbare ruimte bereiken jongeren simpelweg niet. Het gevolg: het jongerenperspectief ontbreekt in data die de gemeente wordt gebruikt om besluiten te nemen over een wijk. Daar wil de gemeente Utrecht graag wat aan doen. Om ervoor te zorgen dat ook de stem van jongeren tussen de 14 en 19 jaar wordt gehoord, gingen universitair docent Erna Ruijer (Universiteit Utrecht) en sociaal architect Merel van Ekdom (gemeente Utrecht) de Utrechtse wijken Ondiep en Pijlsweerdin. De gesprekken maken onderdeel uit van hun onderzoek ‘Society-in-the-loop, gefinancierd door Over Informatie Gesproken. Ruijer: ‘Voor volledige informatie over hoe tevreden jongeren zijn met de wijk waarin zij leven, moet je echt het gesprek aangaan en vragen wat zij van hun buurt vinden.’

Het lijkt vanzelfsprekend: met verschillende groepen burgers in gesprek gaan over het inrichten van de wijk waarin zij leven. Toch lukt dit maar mondjesmaat. Hoe komt dit en wat zijn de gevolgen?
Ruijer: ‘Er worden wel vragenlijsten uitgezet door de gemeente over bijvoorbeeld veiligheid of groenvoorziening in wijk, maar die zijn vaak gericht aan mensen van 18-plus. Ook worden ‘participatie-avonden’ georganiseerd om te vragen wat inwoners graag veranderd willen zien in hun wijk, maar zelden komen daar jongeren op af. Die voelen toch een drempel. Het gevolg is een vertekend beeld in de gegevens, waardoor behoeften en ervaringen van jongeren niet in besluiten over die wijk worden meegenomen. Dit kan ervoor zorgen dat voorzieningen voor jongeren ontbreken, zoals geschikte ontmoetingsplekken voor jongeren. En het gevoel van uitsluiting heeft gevolgen: jongeren voelen zich niet gehoord, blijven binnen of veroorzaken overlast in de openbare ruimte.’

Op welke manier is het onderzoek uitgevoerd?

Ruijer: ‘We begonnen met de zogeheten ‘human-in-the-loop’ benadering, een theorie die stelt dat mensen een rol moeten spelen in geautomatiseerde systemen. Er zijn bijvoorbeeld registratiesystemen over hoeveel bankjes er in de wijk staan en welke er aan vervanging toe zijn. Maar er staat niet in het systeem of er gebruik van wordt gemaakt en wie er op die bankjes zit. Die informatie haalt de gemeente op via bijvoorbeeld vragenlijsten en participatie-avonden. Op die manier blijft de mens verantwoordelijk voor consequenties van mogelijke fouten of blinde vlekken in het systeem. Toch blijft dan het risico bestaan dat je de behoeftes van andere groepen, die niet een vragenlijst invullen of naar zo’n avond komen, mist in de gegevens. Daarom testen wij bij dit onderzoek een nieuwe methode: ‘society-in-the-loop, waarbij de gemeente en inwoners samen leren welke informatie er in die systemen moet komen. In Zuilen wordt nu een ‘chillplek’ voor jongeren ingericht. Hoe deze plek moet worden ingericht werd pas duidelijk nadat we met ze hadden gesproken, dat vonden we niet terug in de data.’

Voor het onderzoek gingen jullie in gesprek met jongeren. Hoe kwam dit contact tot stand?

Van Ekdom: ‘Om onze doelgroep te bereiken, hebben we samengewerkt met bestaande, lokale buurtorganisaties, zoals Stichting Jongerenwerk Utrecht en SportUtrecht. We gingen dus echt op zoek naar plekken waar die doelgroep komt’.


Ruijer: ‘Vervolgens keken we met deze lokale organisaties wat er leeft onder de doelgroep en hoe we met hen in gesprek konden gaan. In tegenstelling tot participatie-avonden, komen jongeren wel af op buurthuizen. Dus wij zijn samen met de gemeente in een buurthuis gaan zitten. Het gesprek starten ging soms moeilijk, omdat er veel wantrouwen is en jongeren zich niet gehoord voelen. We willen aansluiten bij hun leefwereld, in plaats van vooraf iets voor hen bedenken. Dan help het als je het gesprek voert op een plek die voor hen veilig voelt. Door middel van digitale kaarten lieten we tijdens de gesprekken hun wijk zien en konden zij aangeven wat ze misten. Eén van de jongeren zei na een gesprek: ‘Ik voel me nu echt gehoord’. De gemeente was nog nooit bij hem langs geweest om iets aan hem te vragen.’

Wat hopen jullie uit dit onderzoek te halen?

Ruijer: ‘Verschillende dingen. Ten eerste hopen we dat het onderzoek leidt tot besluiten over de openbare ruimte die beter aansluiten op wat jongeren willen. Door met deze groep in gesprek te gaan, zijn zij ook beter geïnformeerd over wat er in hun wijk gebeurt en weten ze dat ze daarover kunnen meepraten. Dat draagt bij aan een sterkere informatiepositie van jongeren. Daarnaast hopen we dat dit onderzoek een voorbeeld kan zijn voor andere gemeenten. Vragen als hoe creëer je bewustwording binnen de gemeente over mogelijke uitsluiting van groepen, wat zijn succesvolle strategieën om inwoners te betrekken en hoe implementeer je deze vervolgens praktisch in een, vaak, vrij onbuigzame organisatie als een gemeente.’

Van Ekdom: ‘Als gemeente willen we graag blijven leren hoe in verschillende buurten in Utrecht de ruimte wordt gebruikt en beleefd door verschillende groepen bewoners. Hoe kan de openbare ruimte bijdragen aan de sociale opgaven in een buurt, zoals groenvoorziening, leefbaarheid en veiligheid?’

Tot slot, wat gaat er gebeuren met de resultaten van het onderzoek?

Ruijer: ‘Het heeft best veel tijd gekost om toegang te krijgen tot de jongeren in Zuilen. Deze maand krijgen ze ontwerpideeën voor hun wijk te zien en mogen ze hun voorkeur geven aan de gemeente. Uiteindelijk willen we dit onderzoek breder uitzetten bij andere gemeentes. Via publicaties en congressen willen we de resultaten van dit onderzoek delen met wetenschappers en praktijkspecialisten, zoals ambtenaren van gemeenten en sociaal architecten.’

Van Ekdom: ‘Utrecht groeit, net als veel andere steden in Nederland, dus het vraagstuk over hoe de inrichting van een wijk kan aansluiten op de behoefte van alle mensen die er wonen zal alleen maar groter worden.’

Lees ook onze andere nieuws-items: